Enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer, zo werkt het
In het ondernemingsrecht speelt de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een belangrijke rol bij het beslechten van geschillen tussen aandeelhouders, bestuurders en de vennootschap zelf. Een van de instrumenten van de Ondernemingskamer is het enquêterecht en de procedure die daaraan is verbonden. De enquêteprocedure maakt het mogelijk een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken binnen een vennootschap. Het doel van deze procedure is het herstellen van de verhoudingen binnen de vennootschap, bijvoorbeeld door aandeelhoudersgeschillen op te lossen of een besluitvormingsimpasse te doorbreken.
Wie stelt de procedure in?
De enquêteprocedure is een verzoekschriftprocedure die begint op verzoek van aandeelhouders of belanghebbenden van de vennootschap. Ook kan de vennootschap zelf een enquêteprocedure starten. In het geval aandeelhouders een verzoek doen bij de Ondernemingskamer, geldt dat zij minimaal 10% van het geplaatste kapitaal moeten vertegenwoordigen. Daarnaast is een vereniging van werknemers een voorbeeld van een belanghebbende die het enquêterecht bezit. Verder kunnen de door de statuten aangewezen personen, aan wie de bevoegdheid daartoe is toegekend, ook een verzoek indienen. De vennootschap zelf kan ook een verzoek indienen bij de Ondernemingskamer om een enquêteprocedure te starten. Tot slot is vereist dat de verzoeker de bezwaren, die de kern van het verzoek vormen, reeds kenbaar heeft gemaakt aan het bestuur en de raad van commissarissen.
Eerste fase van de enquêteprocedure
Als de verzoeker bevoegd en ontvankelijk is, start de Ondernemingskamer de enquêteprocedure. De eerste vraag die de Ondernemingskamer beantwoordt is of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. Dit is al snel het geval als er wettelijke of statutaire regels niet worden nageleefd of wanneer bestuursleden of commissarissen disfunctioneren. Ook kunnen aandeelhoudersgeschillen en besluitvormingsimpasses gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. Is dat het geval, dan benoemt de Ondernemingskamer een onderzoeker. Deze onderzoekt de gang van zaken binnen de vennootschap en stelt een rapport op van zijn bevindingen.
Tweede fase van de enquêteprocedure
Op basis van het rapport van de onderzoeker, stelt de Ondernemingskamer vast of er daadwerkelijk sprake was van wanbeleid binnen de onderneming. Volgens de Hoge Raad is wanbeleid aanwezig als bestuurders, commissarissen of aandeelhouders erg onzorgvuldig of ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. De Ondernemingskamer kan in dat geval zeer ingrijpende maatregelen nemen.
Voorlopige en definitieve voorzieningen
Op ieder moment in de enquêteprocedure kan op verzoek van de advocaat van een van de betrokkenen bij de enquêteprocedure een voorlopige voorziening worden getroffen door de Ondernemingskamer. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat er een spoedeisend belang bestaat. De Ondernemingskamer kan met een voorlopige voorziening bestuurders of commissarissen schorsen, ontslaan of benoemen, of een aandeelhouder het stemrecht ontzeggen. Na de tweede fase van de enquêteprocedure kan de Ondernemingskamer deze voorzieningen ook permanent uitspreken. Daarnaast kunnen ook besluiten worden vernietigd en als uiterste middel kan zelfs de vennootschap worden ontbonden. De advocaat ondernemingsrecht van Lexys Advocaten kan je meer vertellen over de enquêteprocedure en het oplossen van geschillen binnen een onderneming.