Als enige gedaagde bij verstek veroordeeld: verzet of hoger beroep?

Door: Robert van Ewijk

10 september 2025

Wanneer je als gedaagde in een procedure niet verschijnt, word je bij verstek veroordeeld. De vordering wordt dan doorgaans toegewezen omdat daartegen geen verweer is gevoerd. Je kan dan nog wel in verzet gaan binnen een termijn die gerekend wordt vanaf het moment dat je bekend bent geworden met het vonnis. Hoe dat zit, lees je in een blog dat gaat over verstek en verzet. Dat is de hoofdregel. Het is anders wanneer je niet de enige gedaagde was in de procedure. Advocaat procesrecht Robert van Ewijk legt uit hoe dat zit.

Verstekvonnis als er meerdere gedaagden zijn?

Wanneer er meerdere gedaagden zijn en één van hen verschijnt in de procedure, dan wordt tegen de niet-verschenen gedaagden verstek verleend en wordt tussen de eiser en de wel verschenen gedaagde verder geprocedeerd. Als er dan een vonnis komt, dan geldt dat echter niet als een verstekvonnis. De wet bepaalt namelijk in artikel 140 lid 3 Rv, dat een dergelijk vonnis als ‘een vonnis op tegenspraak’ wordt beschouwd ten aanzien van alle gedaagden.

“Artikel 140

1. Zijn er meer gedaagden en is ten minste een van hen in het geding verschenen, dan wordt, indien ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, tegen dezen verstek verleend en tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.

(…)

3. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

(…)”

Vonnis op tegenspraak: dus géén verzet maar alleen hoger beroep

Het gevolg van deze regel is dat het vonnis ook tegen de niet-verschenen gedaagde, niet geldt als een verstekvonnis. Het wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak. Dat houdt in een vonnis dat is gewezen nadat de gedaagde de eis tegengesproken heeft. En dus: verweer heeft gevoerd. Tegen een vonnis op tegenspraak kan je alleen hoger beroep instellen.

Termijn van hoger beroep voor de niet-verschenen gedaagde

De termijn om in hoger beroep te gaan, is meestal drie maanden nadat het vonnis in eerste aanleg is uitgesproken. Onder andere in kort geding is de termijn korter. De niet-verschenen gedaagde loopt hier een extra groot risico. Waar in geval van een verstekvonnis de termijn om een rechtsmiddel aan te wenden in beginsel pas gaat lopen nadat hij kennis neemt van het vonnis, gaat de termijn nu al lopen op het moment dat het vonnis wordt uitgesproken. Dat wil echter niet zeggen dat de veroordeelde ook daadwerkelijk kennis heeft van het vonnis. De beroepstermijn kan daardoor ongemerkt voorbij gaan, wat bij de verzettermijn in geval van een verstekvonnis wat minder snel zal gebeuren.

Uitzondering: verschoonbare termijnoverschrijding bij hoger beroep door niet-verschenen gedaagde

Omdat nadelige gevolg voor de niet-verschenen gedaagde op te heffen, heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:1470) tien jaar geleden bepaald dat er sprake kan zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. In de zaak die aan de Hoge Raad voor lag, was in 2007 een vonnis uitgesproken. In de zaak was de veroordeelde niet verschenen, maar het vonnis geldt met toepassing van artikel 140 lid 3 Rv als vonnis op tegenspraak. Meer dan 6 jaar later, gaat de veroordeelde in hoger beroep. Dat is lang en breed na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep.

Hoger beroep kan soms na zes jaar nog tijdig zijn

Toch vond de Hoge Raad dat dit geoorloofd was. De inleidende dagvaarding was in 2007 niet in persoon aan de gedaagde betekend. Ook was de gedaagde niet eerder op de hoogte van het vonnis. Toen hij in 2013 met het vonnis bekend werd, heeft hij binnen twee weken alsnog hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad oordeelde:

“3.4 In een geval als bedoeld in art. 140 lid 3 Rv, waarin de inleidende dagvaarding niet in persoon is betekend en het vonnis aan de bij verstek veroordeelde niet bekend is geworden voorafgaand aan het verstrijken van de appeltermijn, moet niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege blijven indien de veroordeelde hoger beroep heeft ingesteld binnen een termijn van veertien dagen – of zoveel minder als overeenstemt met een kortere wettelijke beroepstermijn – nadat het vonnis aan de veroordeelde in persoon is betekend dan wel deze anderszins met het vonnis bekend is geraakt (vgl. HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2894, rov. 3.4.2-3.4.3). Gelet hierop klaagt [eiser] terecht dat het hof hem, alvorens de niet-ontvankelijkheid uit te spreken, in de gelegenheid had moeten stellen zich daarover uit te laten. Indien komt vast te staan dat de inleidende dagvaarding niet in persoon aan [eiser] is betekend, leiden de hiervoor in 3.3 onder (ii-iv) vermelde omstandigheden ertoe dat [eiser] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De onderdelen zijn dus terecht voorgesteld.”

Advocaat bij hoger beroep of verzet

Het kiezen van het verkeerde rechtsmiddel na een vonnis kan grote gevolgen hebben. Meestal is de termijn voor het instellen van het juiste rechtsmiddel al verstreken op het moment dat de rechter je niet-ontvankelijk verklaart. Neem daarom op tijd contact op met de advocaat procesrecht van Lexys Advocaten om erachter te komen welk rechtsmiddel je kan aanwenden tegen een vonnis. De specialist procesrecht kan je bovendien vertellen of er nog wat tegen een vonnis te beginnen is, als de termijnen op het eerste oog verstreken lijken.